In de serie Wat doe jij eigenlijk? deze keer lasser Gina de Rooij (21) uit Rhoon. Ze vertelt journalist Miriam Vijge wat haar werk inhoudt, hoe haar werkdag eruit ziet, waarom ze lasser is geworden en meer.
Het werk zit erop. Gina de Rooij rijdt vanuit Brabant, waar ze voor haar werkgever Verwater aan een project werkt, terug richting Rotterdam naar haar woonplaats Rhoon. Ze is om zeven uur vanochtend begonnen. “Dat maakt mij niet uit”, klinkt het schouderophalend nuchter. “Genoeg ander werk waar je ook vroeg begint, toch?”
Wat doe jij dan?
“Ik las buizen voor leidingen voor tankterminals en raffinaderijen. Daar gaan vloeistoffen of gassen doorheen, die niet in de lucht mogen komen of ontsnappen. Met een röntgenfoto wordt gecheckt of de lasnaad zuiver is en of er geen viezigheid of vuil in zit. Dan wordt zo’n buis namelijk meteen afgekeurd en kun je opnieuw beginnen.”
Wat moet je daarvoor kunnen?
“Je moet een vaste hand hebben. Je moet rustig blijven en heel gefocust kunnen werken. Elke lasdruppel van je staaldraad moet je op dezelfde manier neerleggen. Dus je moet goed door het venster van je laskap kijken. Je last in je eentje, niet samen want dan verblind je elkaar en kun je door roetvorming niets meer zien.
Hoe ziet jouw dag eruit?
“Ik werk vanaf een opdrachtenlijst. Die ligt klaar als ik begin. Ik heb een brandvertragende overall aan, werklaarzen en handschoenen. Ik pak mijn laspistool en bind het afzuigsysteem om rookdampen af te zuigen om m’n middel. Dan begin ik de lijst af te werken. Eerst leggen de fitters de buizen tegen elkaar aan en hechten ze, zoals dat heet. Daarna neem ik het als lasser over en las de buizen vast. Een buis heeft drie naden, drie lagen. De eerste is een vullaag. De laatste is een kaplaag. Ik las nu tien, soms twaalf buizen, op een dag. Dat is afhankelijk van de diameter.”
Wat vind je leuk aan je werk?
“Het resultaat! Je ziet wat je gemaakt hebt: dat heb ik toch maar even mooi geflikt, als meisje tussen die mannen, denk ik dan. Ik heb ook platen en aluminium gelast, maar buizen lassen is echt het tofste.”
Dat heb ik toch maar mooi geflikt tussen die mannen
Waarom ben je lasser geworden?
“Ik wilde altijd kapster worden. (Lachend:) Ik draag ook haarstukken en acrylnagels. Op het vmbo liep ik stage op de administratie van een lasbedrijf, waar ik een keer mocht lassen. Dat ging best goed tot verbazing van iedereen. Ik had een hele vaste hand. Zij vonden dat ik de opleiding tot lasser moest doen, wilden die zelfs betalen en beloofden me een vast contract.”
“Als ik talent heb, dacht ik, dan is het zonde om daar niets mee te doen. Bovendien is de kans op werk voor een lasser groter dan voor een kapster. Mijn ouders vonden dat ik het gewoon moest proberen. Dus heb ik de mbo-opleiding tot basislasser gedaan op het Techniek College Rotterdam op de RDM Campus in Heijplaat. Daarna had ik dus meteen een baan en heb ik nog vier certificaten voor fotolassen gehaald.”
Hoe verdient het?
“Lassen betaalt heel goed, zeker met die certificaten.” Met een vrolijke lach: “Nee, ik heb nooit meer getwijfeld over kapster worden.”
“Op school was ik al het enige meisje. Dat went. Op het werk is dat niet anders. De werkoverall heeft geen vrouwelijk model ofzo. Ik heb de kleinste mannenmaat. Voor de werklaarzen was dat wel even zoeken naar maat 37, geloof ik. En in de kleinste lashandschoen passen mijn nepnagels ook. Mijn haar draag ik op het werk meestal in een vlecht.”
Wat was een bijzondere werkervaring?
“Toen mijn lasmeester van twee jaar geleden me twee weken lang meenam op een project in Frankrijk. Het ging om hele grote buizen, die met megagrote kranen werden opgetild en neergelegd. De leidingen waren tien kilometer lang. We reden er met een auto langs om bij de volgende laslocatie te komen. Een enorme ervaring! Het lassen gebeurde buiten, terwijl ik meestal binnen, in een hal, werk. En natuurlijk kom je in aanraking met Fransen. Zo goed spreek ik m’n talen niet, maar ik kon mezelf wel duidelijk maken.”
Wat zou je willen doen?
“Zoveel mogelijk lascertificaten halen en langer naar het buitenland. Vorig jaar ben ik naar Duitsland geweest. In de toekomst mag ik, denk ik, wel vaker naar het buitenland. Dat lijkt me wel wat. Ons bedrijf heeft vestigingen in andere landen en projecten over de hele wereld. Maar ze zijn ook voorzichtig: in andere landen kijken ze soms anders naar vrouwen. En dan kom ik daar als werkende, jonge vrouw even lassen…”
Waardeer dit artikel!
Als je dit gratis artikel waardeert en je waardering wilt laten blijken: dat kan nu met een kleine bijdrage! Zo is gratis niet voor niets, en help je onafhankelijke journalistiek in stand houden.